Vindplaats 1: de ijzertijd
De oudst aangetroffen sporen (vindplaats 1) zijn paalsporen die meerdere bijgebouwen vormen en een waterput. Er lijkt sprake van een functioneel ingerichte agrarische activiteitenzone die niet ver van gelijktijdige bewoning (huisplaatsen) heeft gelegen. Deze huisplaatsen worden ten zuiden of zuidwesten van het onderzoeksgebied vermoedt, aangezien de zuidelijke putten de hoogste vondstdichtheid van prehistorisch aardewerk hebben opgeleverd. Mogelijk betreft het hier een akkerareaal nabij een woonkern en vormen de bijgebouwen en ook de resten van een oude akkerlaag de weerslag van langdurige landgebruik voor agrarische doeleinden.
De bijgebouwen hebben mogelijk als graanopslag gediend. Vermoedelijk heeft het akkerland ten noorden van vindplaats 1 gelegen.
De resultaten ondersteunen het idee dat binnen de nederzettingsarealen de akkers een vaste locatie behielden en dat boerderijen op wisselende plaatsen daaromheen werden herbouwd. Vermoedelijk is het plangebied later in de ijzertijd, of zelfs pas vroeg in de Romeinse tijd verlaten. In de daarop volgende eeuwen lijkt het terrein niet in gebruik te zijn.
Vindplaats 2: de late middeleeuwen en de nieuwe tijd
Deze vindplaats leverde veel sporen op uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd, voornamelijk bestaande uit greppels, paalsporen en kuilen. De greppels werden in de late middeleeuwen aangelegd. In de hoofdmoot volgden zij de grenzen van de hertogelijke enclave die hier eind 12e en 13e eeuw ontstond. Soms werden zij verlegd bij opdeling van het perceel in meerdere segmenten. Vanaf de 17e en of 18e eeuw worden de enclavegrenzen en enkele kavels geflankeerd door houtwallen. Bewijs hiervoor zijn de aangetroffen kuilen met brandresten van voornamelijk twijgen en takken. De kuilen lijken verband te houden met houtskoolwinning en het onderhoud van de houtwallen.
Vindplaats 3: een vroegmiddeleeuwse vindplaats
In de Merovingische tijd (5e-8e eeuw na Chr.) wordt het terrein weer in gebruik genomen. In het centrale deel van het plangebied is een driebeukige huisplattegrond uit deze periode aangetroffen.
Bij eerder onderzoek aan de rondweg (vindplaats 12, ongeveer 1,5 km ten noordoosten) is eveneens een erf gevonden uit de Merovingische tijd. Enkele andere hutkommen wijzen op een nederzetting die bestond uit meerdere erven. Hiermee is aangetoond dat Baarle meerdere woonkernen kende uit de vroege middeleeuwen. Het is niet duidelijk hoe lang het terrein toen in gebruik is geweest.
Rond het eind van de 18e eeuw verdwijnt het kavelsysteem; het is niet zichtbaar op kaarten uit die tijd. Wel blijft de vorm van de omgreppelde enclave in grote lijnen bestaan; zij volgt tot op heden de huidige landsgrens. In het zuidelijke deel van het plangebied ontwikkelt zich een dikker plaggendek dan in het noordelijke deel. Mogelijk is het noordelijke deel van het terrein op zeker moment onderdeel van een erf van naburige bewoning, dat direct grenst aan het akkerland (zuidelijke deel van het plangebied) waarop een schuurtje is geplaatst. De aangetroffen paalsporen zijn toegewezen aan een palissade of palenrij en één bijgebouw.
Het terrein blijft zijn agrarische functie behouden. Op de Bonnekaarten van 1899 en 1916 is het plangebied nog steeds in gebruik als bouwland. In de loop van de 20e eeuw verandert dit en wordt het terrein op de kaarten aangegeven als grasland. Dit veranderd pas toen eind 2015 werd begonnen met het bouwen van een nieuwbouwwijk.